Duivenvluchtspelen met de Modena
Voor de doorvoering van de vluchtspelen met de
Modena bestonden al sinds de middeleeuwen bijzondere
regels. Enkele van deze regels werden door Professor
Paolo Bonizz, Modena, in zijn werk ”Le variazioni
dei colombi domestici di Modena” (1873)
overgeleverd.
Deze vluchtspelen was de Duitse duivenkweek niet
onbekend; er waren immers al ten tijde van Friedrich
de Grote in Berlijn en andere steden vergelijkbare
vluchtspelen. Vandaag de dag kennen wij, ook al is
het op een andere manier, de vluchtspelen van de
tuimelaar en roller, die echter niet met de
vluchtspelen in Modena vergeleken kunnen worden.
Deze Toneelstukken oefenen op de toeschouwer een
sterke fascinatie uit en hij vraagt zich natuurlijk
af hoe het mogelijk is duiven voor zulke spelen af
te richten. De overerving speelt hierbij zeker een
grote rol. Zoals bij de postduiven de goede
oriëntatiezintuig over vererfd wordt, zo laten de
Modena-vluchtduiven de aanleg na zich van zijn heren
in de hoogte met een zwarte vlag te laten dirigeren.
Jonge duiven oefenen bij voorbereidende vluchten
samen met de oudere dieren, zonder al geschoold te
zijn, eenvoudig door dat ze bepaalde instinctieve
handelingen uitvoeren.
Oefenvluchten vinden hoofdzakelijk in de zomer
plaats, de werkelijke vluchtspelen echter in de
winter. De reden daarvoor is, dat de duiven tijdens
het koude jaargetijde makkelijker hongerig gehouden
kunnen worden als in de zomer. Bovendien zijn
vluchtspelen in het voorjaar en de zomer vanzelf
verboden, vanwege het fokken van de jongen. Het
opvoeden van de duiven voor de vluchtspelen door de
Modena-telers vervolgt op een zeer eenvoudige
manier. Bij de oefenvluchten in de zomer werden de
duiven hongerig uit de duiventil gelaten, en de
doffers weliswaar eenmaal gezamenlijk en dan weer de
duivinnen, om het broeden en de jongenteelt niet te
verstoren. Het dirigeren van de duivenzwermen met
een zwarte vlag van de dakgevel door de
duivenhouders is voor de duiven niets anders dan een
voorteken, dat na het zwaaien van de vlag in
bepaalde richtingen snel het intrekken van de vlag
volgt, wat voor de duivenzwerm het teken voor
voederen betekent. De zwerm volgt telkens de
zwaairichting van de vlag, om het ogenblijk van het
intrekken van de vlag niet te missen. Deze opvatting
werd ook door professor Bonizzi in zijn boek
vastgehouden, hij schreef dat het verkeerd was te
geloven dat de vlag de duivenvlucht dirigeerde, dat
doet de voederkist eerder. Dr. Baldamus daarentegen
geloofde dat beide, vlag en voederkist, een aandeel
hadden, de vlag diende zoals Bonizzi uitdrukkelijk
benadrukte, als afweer van de vroege terugkeer van
de duiven op de til, het voer lokte de duiven er
naar toe. Professor Paolo Bonizzi beschreef naar de
aantekeningen van dr. Baldamus de vanouds beroemde
en met hartstocht bedreven spelen in de eerste
plaats vanuit positie van de Triganieri.


Het doel van de vluchtspelen was en is de, uit de
vreemde duivenzwerm een of meer duiven eruit te
sluiten en te vangen. Dit gebeurde conform bepaalde
regels en getroffen afspraken onder de houders.
De duiven werden, nadat ze uit de til gevlogen
zijn en een bepaalde hoogte hebben bereikt door de
Triganieri met een zwarte vlag gedirigeerd. De zwerm
volgt de voorgenomen verschillende zwaaien van de
vlag, neemt de aangeduide richting aan en lost in de
groepen op. Daarbij vermengen ze zich met de andere
duivenzwermen, die van andere partijen naar een
afspraak om op dezelfde tijd losgelaten te worden.
Het hoogtepunt van deze duivenspelen blijft echter
het feit dat de duiven van de ene troep, proberen
uit de andere zo veel mogelijk mee te trekken. Men
noemt deze manoeuvre de steek of troep op de plaats
brengen en in hun midden te nemen. De eigenaar van
de zwerm dirigeert ze nu middels de zwarte vlag en
geeft hen het teken om te verzamelen om ze
vervolgens bij het gunstigste moment terug te
roepen. Is dit ogenblik aangekomen, dan geeft hij
een schrille fluittoon en trekt die vlag in als
teken voor terugkomst. Daarbij trekken ze zeer vaak
in hun zwerm een of enkele grote aantallen vreemde
duiven, die ook honger hebben, mee in de eigen til,
waar het voer wacht. De op die manier gevangen
vreemde duiven werden dan door de betreffende
eigenaren geruild of losgekocht. Het losgeld bedroeg
vroeger een Modeense lira, ook duivenlira genoemd,
en was een bedrag van ongeveerd 1 gulden.
De aanwijzing van professor Bonizzi over de
stadswet was aanleiding voor Hugo Peschke bij de
stad Modena begin 1932 te informeren of zo’n
stadswet in Modena nog bekend is. Hem werd bevestigd
door het stadskabinet op 24 februari 1932, dat deze
wet voorhanden is en het altijd door hem ingezien
kon worden. Verder werd hem medegedeeld dat deze
wedstrijdvluchten nog altijd gehouden werden. Als
bewijs voegde het stadskabinet een drukschrift over
de in het jaar 1931 gehouden vlucht van de Modenese
duivenvereniging “La Triganina” evenals een
briefhoofd van deze vereniging bij, op het
briefhoofd was een volgens voorschrift opgebouwde
vlucht- en vang-dakopbouw afgebeeld. Dat de voor
deze vluchtspelen gebruikte duiven niet de korte
vorm van onze huidige modena’s gehad kunnen hebben,
ook al vliegen de fijnste exemplaren van de huidige
Modena’s erg goed, laat zich denken en zo zal het
zich overeenstemmend om een vluchtduiventype
gehandeld hebben, zoals ze in het boek van Dr. A.C.
Eduard Baldamus uit het jaar 1878 afgebeeld werd.
Dit Modenatype moet echter beslist uit een oudere
tijd afstammen, want steeds zijn slechts
Modenaduiven van het kipduiventype naar Duitsland
gekomen.
Vertaald uit "Die Deutschen Modeneser" van Alfred
Tüllmann
Terug naar de
geschiedenis